Net afgestudeerd
Vorige

1 van 166

Volgende
Volgend artikel:

Een goed salaris van bij de start? Dan moet je in deze sectoren zijn

‘Versoepel het ontslagrecht en geef jongeren meer kans op werk’

"Economische onzekerheid zorgt ervoor dat je later het ouderlijk huis verlaat, later aan een eigen huis en een gezin begint" (Maarten Wolbers, Radboud Universiteit Nijmegen)
De Nijmeegse onderzoekers Maarten Wolbers en Marloes De Lange (departement sociologie Radboud Universiteit) buigen zich over de problematiek van de jeugdwerkloosheid in Europa. Een al te strenge ontslagwetgeving zou jongeren kansen kosten op de arbeidsmarkt, zeggen de onderzoekers. Een controversiële denkpiste, want sluimert daar geen generatieconflict? ‘Achter elke oplossing loert potentieel alweer een nieuw probleem.’
figuur denkt na
"Economische onzekerheid zorgt ervoor dat je later het ouderlijk huis verlaat, later aan een eigen huis en een gezin begint" (Maarten Wolbers, Radboud Universiteit Nijmegen)

Voor uw doctoraatsonderzoek bekeek u de situatie van jongeren op de Europese arbeidsmarkt. Het beeld dat naar voren kwam was allesbehalve rooskleurig.

De Lange: ‘Uit onderzoek blijkt dat de instroom van jongeren op de arbeidsmarkt de laatste decennia steeds minder soepel verloopt. Het wordt moeilijker om snel aan een vaste baan te komen: werkloosheid of een opeenvolging van tijdelijke banen zijn voor veel jongeren de norm.’

Hoe komt dat?

De Lange: ‘Er zijn een aantal verklaringen. Ten eerste is er natuurlijk de economische crisis. Bij laagconjunctuur is het voor iedereen moeilijker om aan werk te komen, maar jongeren hebben het nog moeilijker. Globalisering speelt ook een rol: de concurrentie tussen bedrijven neemt toe, wat zich vertaalt in onzekerheid voor werknemers: werkgevers zijn geneigd om eerder met tijdelijke contracten te werken, naargelang de pieken en dalen in de vraag.’

Een tijdelijke job kan toch leiden naar vaste tewerkstelling? De nieuwe Belgische uitzendwet erkent uitzendarbeid zelfs als instroomkanaal.

De Lange: ‘De focus van ons onderzoek ligt op de intrede in de arbeidsmarkt, met andere woorden: de allereerste baan van de jongeren.’

Wolbers: ‘We hebben ook onderzocht of zo’n hobbelende start op de arbeidsmarkt, met een opeenvolging van tijdelijke jobs, ook op de lange termijn nadelige gevolgen heeft. Na zeven, acht jaar is het “litteken” van die turbulente eerste stappen op de arbeidsmarkt grotendeels verdwenen.’

Zit er een lijn in de Europese jeugdwerkloosheidsstatistieken?

De Lange: ‘Onze vermoedens over de contextuele kenmerken werden alleszins bevestigd. In landen met een rigide ontslagbescherming raken jongeren moeilijker aan een eerste baan. Ook de positieve impact van een uitgebreid beroepsonderwijs komt in alle resultaten terug.’

Wolbers: ‘Jeugdwerkloosheid en algehele werkloosheid zijn sterk gecorreleerd; jongeren zijn gemiddeld twee keer zo vaak werkloos als oudere werknemers. Maar dat is een gemiddelde; er zijn uitschieters in positieve en negatieve zin. Dat suggereert dat de macro-economische context niet de enige bepalende factor is voor een hoge of lage jongerenwerkloosheid.’

Maar het feit dat die eerste job steeds vaker een - erg - tijdelijke baan is, baart u zorgen?

De Lange: ‘Precies. Vaak zijn het banen van korter dan een jaar.

In het zoeken naar oorzaken voor die moeilijke intrede onderzocht u ook institutionele kenmerken?

De Lange: ‘Hoe beïnvloedt bijvoorbeeld het onderwijssysteem de overgang van school naar werk voor jongeren? Hoe meer het gericht is op beroepsonderwijs, hoe meer vaardigheden jongeren hebben die inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt. Anderzijds: hoe zit de arbeidsmarktwetgeving in elkaar? Daar speelt ontslagbescherming een rol: hoe uitvoeriger die is, hoe meer jongeren benadeeld worden op de arbeidsmarkt. Immers: wie al een job heeft, is erg beschermd. Er komen minder snel plaatsen vrij voor jongeren.’

De facto bepleit u een versoepeling van het ontslagrecht.

Wolbers: ‘Een versoepeling van het ontslagrecht helpt jongeren sneller aan werk. Alleen: wat voor werk is dat? Steeds vaker een tijdelijke baan. Vervolgens moeten we ons afvragen hoe een dergelijke start doorwerkt in de verdere loopbaan. Een gebrekkige start achtervolgt jongeren misschien niet lang in hun carrière, maar op andere domeinen van het leven speelt het wel een rol. Economische onzekerheid zorgt ervoor dat je later het ouderlijk huis verlaat, later aan een eigen huis en een gezin begint. Op die domeinen is de invloed van een precaire arbeidssituatie natuurlijk ingrijpender.’

Is er wel een draagvlak om aan het ontslagrecht te morrelen in naam van de vlotte doorstroom van jongeren? Het gaat tenslotte om verworven rechten.

Wolbers: ‘In de jaren ’80 kenden landen als Nederland en België ook zware werkloosheidsproblemen. Toen is er geprobeerd om jongeren aan het werk te krijgen door ouderen vroeger te laten uitstromen. In Nederland was dat via arbeidsongeschiktheid, in Vlaanderen boomde het brugpensioen. In die zin is de discussie niet zo nieuw.’

Intussen is vervroegd pensioen niet meer zo vanzelfsprekend: gingen we niet met z’n allen langer werken?

Wolbers: ‘Het sociale stelsel is intussen veel meer uitgekleed. Nederland telde ooit één miljoen “arbeidsongeschikten”. Dat is dezer dagen ondenkbaar. De arbeidsparticipatie van ouderen moet omhoog, al is het maar om het systeem betaalbaar te houden. Dat maakt het vandaag natuurlijk lastiger om plaats te maken voor jongeren. Het staat wel haaks op de idee dat we langer moeten werken om de pensioenen betaalbaar te houden. Dat is meteen een van de belangrijkste tegenstrijdigheden in deze discussie.’

Oudere werknemers zijn nochtans een even kwetsbare groep geworden op de arbeidsmarkt: het is voor hen niet evident om na ontslag nog aan werk te komen? Stuurt u aan op een generatieconflict?

De Lange: ‘Ons onderzoek is erg gericht op de situatie van jongeren. Oudere werknemers zijn natuurlijk net zo belangrijk op de arbeidsmarkt.’

Wolbers: ‘Wij wilden vooral uitzoeken op welke manier jongeren gemakkelijker aan de bak komen op de arbeidsmarkt. Uit dat onderzoek blijkt dat een versoepeling van het ontslagrecht een grote rol speelt. Uiteraard mag je de consequenties voor oudere werknemers niet uit het oog verliezen. In een flexicuritymodel zou dat geen probleem mogen zijn: zowel voor jongeren als voor ouderen maakt “baanzekerheid” plaats voor “werkzekerheid”. Als je sector getroffen wordt door tegenslag, hoeft dat geen ramp te zijn, zolang er tenminste faciliteiten worden voorzien die je in staat stellen om je aan te passen en bij te scholen.’

Ontstaat daar geen paradox: u klaagt de opeenvolging van tijdelijke jobs bij jongeren aan, maar tegelijkertijd pleit u voor flexicurity, die net de zekerheid van een klassieke baan op de helling zet?

De Lange: ‘Het probleem zit hem eerder in het feit dat de arbeidsmarkt, zeker waar het jongeren betreft, qua flexibiliteit verder staat dan andere instellingen waarmee je als werknemer en als burger te maken krijgt. Wie geen vaste baan heeft, raakt moeilijker aan kredieten of huurcontracten. Zolang banken, verzekeringen en verhuurders hun diensten afstemmen op mensen met een klassieke vaste baan, zijn - vooral jongere - werknemers in flexibele werksituaties de dupe.’

Wolbers: ‘Dat is net het probleem van het hele flexicurityverhaal. Zolang de discussies over flexibiliteit zich enkel op de werkvloer richten, zullen jongeren die van baan naar baan zwermen daar hinder van ondervinden. De discussies over de onzekerheden die daarmee gepaard gaan, zullen niet in de eerste plaats door werkgevers worden gevoerd.’

Arbeidsmarktflexibilisering leidt tot een verloren generatie, schrijft u stellig in een opiniestuk?

Wolbers: ‘Wanneer de arbeidsmarkt flexibiliseert, moeten jongeren op andere terreinen compensaties krijgen die een beetje zekerheid bieden. Bijvoorbeeld bij gezinsvorming of op de huizenmarkt. In landen met een hogere jeugdwerkloosheid krijgen vrouwen op latere leeftijd hun eerste kind en wordt er later getrouwd. Mensen met onzekere jobs maken dergelijke transities veel later in hun leven mee. Wij pleiten ervoor dat er daar een compensatie nodig is. Je moet voorkomen dat er een generatie van jongeren ontstaat die op sociaal en privévlak achterop hinkt op basis van zijn economische situatie. Ook de langetermijngevolgen van die onzekere startperiode mogen we niet uit het oog verliezen: pensioenrechten opbouwen wordt minder evident in tijdelijke of flexibele contracten.’

Toch zullen vakbewegingen u niet graag zien raken aan het ontslagrecht.

Wolbers: ‘Hun scepsis is te begrijpen. Zij bekommeren zich om de insiders, mensen die een vaste baan hebben en al tot de organisatie behoren. De mensen aan de zijlijn, of dat nu langdurig werklozen zijn of jongeren, zijn meestal niet hun eerste bekommernis. Op zich een begrijpelijk standpunt, maar misschien wat naïef, in het licht van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. In Nederland zijn maar weinig jongeren nog lid van een vakbeweging. Zij voelen zich niet aangesproken door wat die bonden doen, ondanks pogingen daartoe. Zelfs Diederik Samson (Pvda) heeft zich er binnen zijn partij ooit voor geëngageerd.’

Wat met anciënniteit?

Wolbers: ‘Anciënniteit bepaalt voor een deel de jobzekerheid. Een werknemer met een groot aantal dienstjaren wordt snel erg duur om te ontslagen. Hun ervaring is natuurlijk ook iets waard, al plafonneert dat voordeel ook weer op een bepaald moment. Anciënniteit zal dan ook niet snel uit de arbeidswetgeving verdwijnen. Maar welke rol speelt ervaring nog wanneer het de norm wordt dat je tijdens je carrière regelmatig van baan verandert? In de ene sector is een werknemer gemakkelijker inwisselbaar dan in een andere. Daar zal het belang van ervaring en dus van anciënniteit minder een rol spelen.’

Een goed uitgebouwd beroepsonderwijs is voor u een prioriteit?

Wolbers: ‘Wie een dergelijke opleiding volgt, heeft een voet tussen de deur, beschikt over een aantal vaardigheden en heeft een klein netwerkje op de werkvloer. Als er in Spanje een hoge jongerenwerkloosheid is, heeft dat te maken met de belabberde macro-economische toestand, maar evengoed met de rigide ontslagbescherming en de hiaten in het onderwijssysteem.’

Uw pleidooi echoot de slogan 'Les vieux au repos, les jeunes au boulot?' Werkloze vijftigplussers staan vaak echter even kwetsbaar op de arbeidsmarkt als jongeren.

Wolbers: ‘Dat is de uitdaging waar we voor staan. Oudere werknemers moeten het perspectief op nuttig en zinvol werk kunnen behouden. Het is al heel wat wanneer je twee jaar langer moet gaan werken. Als je die tijd ook nog eens op een zijspoor moet doorbrengen, weegt dat door.’

De jongeren zijn kortom slechts één belanghebbende in deze discussie. Hoe dringend is een oplossing nodig?

Wolbers: ‘De tijd dringt. De discussie over ontslagrecht en jeugdwerkloosheid heeft althans in Nederland erg gewoed de laatste jaren. In een handomdraai krijg je dit natuurlijk niet opgelost. Achter elke oplossing loert potentieel alweer een nieuw probleem.’

(ml) 

5 oktober 2012
Anderen bekeken ook