Tunnel

San F. Yezerskiy combineert een voltijdse jobs in de Vlaamse film met een prille carrière als schrijver.
Vier kruispunten over een afstand van nog geen kilometer. Wandelen zou sneller gaan door dit deel van de stad. Tussen twee Motownnummers op de iPod door hoor ik de man achter het stuur zeggen: ‘Dat krijgt zeshonderd euro per maand, hun elektriciteit wordt betaald en ze moeten er níks voor terugdoen.’
San F. Yezerskiy combineert een voltijdse jobs in de Vlaamse film met een prille carrière als schrijver.

Elke ochtend sta ik een halfuur vroeger op dan nodig, om een bus te nemen die mij van mijn voordeur tot vlakbij mijn bureau in Brussel brengt. Dat duurt langer dan met de trein, onvoorspelbaar veel langer soms, en ik tref wel eens een chauffeur die de hele rit met te luide stem over allochtonen en steuntrekkers klaagt. Aan de andere kant vermijd ik zo wel twee overstappen en hoef ik niet in contact te komen met pendelaars - moegewerkte, altijd nors kijkende mannen van achterin de veertig, duwend en wringend om toch maar als eerste een wagon binnen te geraken. Neen, dan ben je een hele meneer.

Wanneer ik afstap, ben ik door het lange stilzitten in dezelfde houding vergeten hoe mijn benen werken. Met houterige waggelpasjes steek ik het kruispunt over, waar een bedelaar zijn ronde doet langs de auto's die voor het stoplicht staan te wachten. In een vuilnisbak aan de rand van de straat heeft hij een blik bier verstopt. Telkens wanneer het groen wordt, haalt hij het tevoorschijn en neemt hij een slok. Bij rood gaat hij opnieuw alle auto's af. Dit herhaalt zich eindeloos.

Ik neem de trap naar beneden, de metrotunnel in. Twee arbeiders herstellen de kabels van een kapotte roltrap. Eén van hen reikt naar boven, om een metalen balk vast te schroeven die door de andere wordt vastgehouden. Zijn t-shirt kruipt omhoog, ik kan zijn bilspleet zien.

Er gaat iets mis met de balk. De man met de bilspleet vloekt en begint een scheldtirade in het Frans. Ik versta alles wat hij zegt - de Motown-cd is afgelopen en het is niet meer de moeite om nog een nieuwe op te zetten. Ik loop verder. De tunnel is vrijwel leeg, de grote ochtenddrukte net voorbij. Nu moet ik naar rechts, naar links, en dan weer rechts de trap op. Van daaruit is het nog honderd meter naar mijn kantoor.

Nog vóór ik de hoek omdraai, hoor ik haar al. Een vrouwenstem galmt door de tunnel, weerkaatst tegen de muren en het plafond. Een lied zoals ik er nog nooit één heb gehoord. Naar rechts, naar links. Een oude vrouw staat met haar rug tegen de muur. Ze draagt een wijde jurk en een hoofddoek. Haar gezicht kan ik niet zien. Ze haalt steeds harder uit nu, niet snikkend, maar in lang uitgerokken, heldere klanken. Ik versta er geen woord van, maar ze zingt over een onmetelijk verdriet. Hoe heet ‘saudade’ in het Midden-Oosten? Ik durf niet te blijven staan, ik durf haar niet aan te kijken, ik weet niet of er op de grond een beker staat voor geld. Ik loop gewoon door. Ik versnel mijn pas, maar het heeft geen zin: het gezang blijft om mij heen echoën tot aan het einde van de tunnel. Ik merk dat ik begin te janken. Ik vlucht naar boven, weer de stad in. Ik bijt zo hard op mijn onderlip dat ik bloed proef.

(sfy) 

10 mei 2012

Ontvang de nieuwste tips over werk en carrière

Meer dan 440.000 Jobat gebruikers zijn wekelijks op de hoogte