‘Jonge masters ziet men graag komen, jonge doctores stuiten op argwaan’
Het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen (FWO) zet volop in op de hr-ondersteuning van onderzoekers. Interview met Elisabeth Monard.
Altijd sympathiek wanneer een geïnterviewde aan het begin van het gesprek aangeeft dat hij ooit journalist wilde worden. Zo ook Frans Van Daele. ‘Het Europese project heeft me altijd geïnteresseerd, ook tijdens mijn studies Romaanse filologie. Er waren in mijn optiek drie manieren om daar deel van uit te maken: door politicus te worden, journalist of diplomaat.’
‘Tijdens mijn eerste licentiejaar organiseerde onze romanistenkring een jobdag avant la lettre, waar beroepen werden voorgesteld buiten het onderwijs. Een van de sprekers, wijlen ambassadeur Van Bellinghen, bracht het verhaal over de diplomatie met zoveel overtuigingskracht, dat de zaak voor mij meteen beklonken was. Zoals veel jongeren van mijn leeftijd wou ik de wereld zien: join the navy and see the world. Diplomatie bood die kans.
Mijn allereerste job was als manusje-van-alles van Etienne ‘Steve’ Davignon, toen directeur-generaal politieke aangelegenheden bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Van daaruit ben ik voor een eerste keer vertrokken naar de Belgische permanente vertegenwoordiging bij de Europese Unie. Dat sloot dan weer aan bij mijn idee om me in te zetten voor de Europese eenmaking.’
‘Toen ik in november 1971 bij Buitenlandse Zaken begon te werken, verhuisde ik naar Brussel. Mijn toekomstige schoonbroer heeft me toen meegenomen naar vergaderingen van de Brusselse CVP-jongeren. Daar leerde ik Herman en Eric Van Rompuy, die leeftijdsgenoten waren, goed kennen. Tijdens die Brusselse jaren was ik erg actief binnen de CVP-jongeren. In 1977 vertrok in dan naar Griekenland. Enerzijds vanuit mijn persoonlijke belangstelling voor antieke geschiedenis en antieke cultuur. Anderzijds was Griekenland ook politiek interessant: het land kwam net onder het juk van een fascistische dictatuur uit én was begonnen met toetredingsonderhandelingen tot de Europese Unie. Wederom speelde Europa een rol in mijn keuze.’
‘Op zich gaat dat vrij gemakkelijk. Politiek was er een akkoord. Leterme zou terugkeren als eerste minister, Steven Vanackere werd minister van Buitenlandse Zaken en Herman van Rompuy ging naar Europa. Iedereen was het ermee eens dat ik mee zou gaan met Van Rompuy. Ik had meteen toegezegd, omwille van onze jarenlange vriendschap. En eens te meer omdat het ging over Europa. Persoonlijk was het gemakkelijk om de beslissing te nemen, politieke consensus krijgen was geen probleem, de administratieve formaliteiten zijn op zich ook niet onbekend. Ambtenaren van lidstaten kunnen vrij gemakkelijk ‘uitgeleend’ worden aan de Europese diensten. Persoonlijk, politiek en administratief was het dus geen onoverkomelijke operatie.’
‘Een: zoals elke kabinetschef dat hoort te doen, stel je een kabinet samen dat zo’n 35 mensen omvat. Je legt een werkverdeling vast, houdt die gaande en zorgt ervoor dat iedereen van elkaar weet waar hij of zij mee bezig is. Eigenlijk is dat een beheersfunctie waar je een halve dagtaak aan hebt. Daarnaast en misschien wel het meest essentieel: een voortdurende dialoog in stand houden met president Van Rompuy, met de andere instellingen zoals de Europese Commissie, met de Eurogroep en voortdurende contacten hebben met alle Europese hoofdsteden. Daaraan heb je een echte dagtaak. Er komt veel onderhandelingswerk bij kijken, met de 27 ambassadeurs en de 27 sherpa’s (vertegenwoordigers van de lidstaten bij de EU, red.). Ten derde: op basis van de informatie die je vergaart, samen met de voorzitter van de Europese Raad zoeken naar de beste strategie en tactiek, waarbij je ook als klankbord dient voor de voorzitter. Ook dat is een halve dagtaak: alles bij elkaar geteld heb je er een dubbele dagtaak aan.’
‘Ik denk niet dat er op dat moment veel damage control nodig was. Er was immers geen damage. Als je ziet van wie het kwam en op welke manier het gebeurde kun je niet beweren dat president Van Rompuy er schade van ondervonden heeft. Het is niet de moeite om bij dergelijke incidenten lang stil te staan.’
‘De spotlights richten zich in de eerste plaats op de voorzitter van de Europese Raad. Zo hoort het ook: hij draagt tenslotte de politieke verantwoordelijkheid. Wat mezelf betreft: ik heb nooit erg gezocht naar media-aandacht. Ik wilde voldoende krediet en gezag opbouwen bij de tientallen mensen met wie ik in dat Europese systeem in de hoofdsteden moest werken.’
‘In de eerste plaats moet je discreet zijn over de contacten die je hebt en de besprekingen die je voert. Daarnaast: als je beloftes doet, moet je die ook nakomen. En ten slotte: in je benadering moet een lijn en een duurzaamheid zitten. Zo bouw je na verloop van tijd geloofwaardigheid en gezag op, die het mogelijk maken om moeilijke onderwerpen bespreekbaar te maken.’
‘Ik val hoegenaamd niet in een zwart gat. Zo maak ik deel uit van de raad van bestuur van de Leuvense universiteit en ben ik voorzitter van de oud-studentenvereniging Alumni Lovaniensis. Ik houd me ook bezig met het bestuur van de koninklijke muziekkapel Koningin Elisabeth. Daarnaast heb ik besloten om mijn diensten aan te bieden aan Belgische bedrijven. Dat zijn dus andere dingen dan die waar ik tot nu toe mee bezig was, maar op zich is dat niets nieuws. In mijn loopbaan veranderde ik omzeggens elke vijf jaar van land, van onderwerp. Ik beschouw dit gewoon als een nieuwe stap in een rijk gevulde loopbaan.’
‘Ik heb meteen gezegd dat ik dat graag gedaan zou hebben maar administratief was het niet mogelijk. Een niet-statutaire ambtenaar van de Europese Unie, zoals ik er een was, kan slechts tot zijn vijfenzestigste aanblijven. Om een verlenging mogelijk te maken, zou je een nieuwe wet moeten stemmen.’
‘(knikt) De personeelsreglementering in de Europese Unie is nu eenmaal gebaseerd op een Europese wet. Aanpassingen moeten worden goedgekeurd door de Europese Raad, Europese Commissie en het Europees Parlement. Men kan toch niet de wet beginnen veranderen voor mijn specifieke geval? Met oudgediende Didier Seeuws staat mijn opvolger overigens al klaar.’
‘De voorzitter van de Europese Raad consulteert uiteraard wie hij wil. Hij spreekt met zeer veel mensen, zowel binnen als buiten de Europese instellingen. Ik denk dat we elkaar van tijd tot tijd nog wel zullen tegenkomen. Brussel is klein, hé.’
‘Als Belgisch diplomaat verdedig je vooral Belgische belangen. Immers: voor een land als het onze, met zijn geschiedenis en zijn centrale ligging, is vooruitkomen binnen Europa cruciaal. Ervoor zorgen dat er in de ons omringende landen een maximale stabiliteit heerst, past ook in dat belang. In een Europese functie ligt je focus vooral op het vormen van consensus. Je brengt 27 landen bij elkaar met verschillende stijlen, culturen en belangen. In plaats van één van die 27, ben je nu de dirigent die ervoor zorgt dat al die landen elkaar halfweg ontmoeten. Dat vraagt een onderhandelingstalent waarin de Belgen door de band vrij goed zijn. De Belgische politieke cultuur heeft daar vast mee te maken. Als dirigent moet je echter ook weten wat je aan al die Europese contacten hebt. Deugen de instrumenten in je orkest wel? Je moet ook de achterkant kennen van de kaarten die op tafel liggen. Door intensieve contacten weet je wat hun échte positie is, op welke vlakken ze kunnen bewegen. Met die puzzelstukken moet je dan aan de slag. Wat dat betreft, verschilde mijn laatste Europese opdracht dus wel van een Belgische diplomatieke functie.’
‘Tijdens mijn loopbaan was er in Europa altijd wel ergens sprake van een crisis. Het gaat om 27 democratieën. Er ontstaan tendensen, verkiezingen worden gewonnen en verloren; er is met andere woorden altijd wel wat. Die voortdurende bijstellingen zijn eigen aan een democratisch debat. Het oplossen van spanningen en wrijvingen is een voortdurend proces. Dat hoort nu eenmaal bij de juiste manier om die spanningen, die des mensen zijn, op te lossen.
De eurocrisis is anders wel de zwaarste crisis geweest waar de Europese Unie doorheen moest. Het was een onverwachte crisis, waarvoor bovendien geen receptenboek bestond. Het was ook geen puur politieke crisis. Er was een partner die niet mee aan de tafel zat: de financiële markten. Het gevaarlijkst was het begin van de crisis. Toen hadden we geen enkel instrument in handen om de toestand te bedwingen. Over drie jaar hebben we heel wat opgebouwd: de mogelijkheid om landen te steunen die geen toegang meer hebben tot de financiële markten, het herstel van de monetaire en begrotingsdiscipline. Nu zijn we bezig met de coördinatie van de economische beleidsmaatregelen van de verschillende lidstaten. Om maar te zeggen dat we nu beter uitgerust zijn om met de crisis om te gaan.’
‘Er zullen nog enkele harde noten gekraakt moeten worden. Als ik de verleden tijd gebruik, heeft dat ook te maken met het feit dat ik niet meer rechtstreeks bij de problematiek betrokken ben. Ik denk wel dat de gevarenzone veel smaller is dan in het begin. Griekenland vormt een uitdaging. Er is de vraag of Spanje beroep zal doen op noodhulp. Maar de hypothesen zijn tenminste bekend.’
‘Heel veel zelfs. Ze hebben allemaal te maken met de vooruitgang van het Europese project. Naar mijn gevoel is dat het immers het enige leefbare project voor Europa. Ik denk bijzonder aan het Belgische EU-voorzitterschap in 2001, dat helemaal van aard veranderde door de impact van 9/11. Dat leidde tot het Europees aanhoudingsbevel, een maatregel die men tot dan toe onmogelijk achtte. Strafrecht behoorde immers tot het hart van de nationale soevereiniteit. De complexe onderhandelingen hebben we toch tot een goed einde gebracht. Tijdens het premierschap van Jean-Luc Dehaene zijn we erin geslaagd de Belgische belangen te verdedigen tijdens de onderhandelingen over de financiële meerjarenperspectieven in Berlijn. En zo zijn er nog wel een paar.’
‘Een goede gezondheid en veel werk, zeker? (lacht)’
(ml) / Foto: Bart Dewaele
16 november 2012Het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek - Vlaanderen (FWO) zet volop in op de hr-ondersteuning van onderzoekers. Interview met Elisabeth Monard.
Ondanks het onzekere economische klimaat zullen de investeringen in nieuwe informaticatechnologie ook dit jaar stijgen, aldus onderzoeksbureau IDC.
Omdat er door de economische malaise weinig nieuwe jobopportuniteiten worden gevonden, blijft bijna 35 procent van de werknemers bij zijn huidige werkgever.
Creatief zijn. Velen zien het als een opgave. Nochtans is creativiteit geen mysterieuze gave. Iedereen heeft het in zich. Jobat vertelt je hoe het moet!
Dat een hybride werkregime voor een beter evenwicht tussen werk en privé kan zorgen, wisten we al langer. Maar kan het ook het risico op een burn-out verlagen?
De werketiquette is een breed begrip. En in elk bedrijf anders! Al zijn er wel enkele elementen die vaak terugkeren. Volg jij de werketiquette strikt op?
De hulpverleners en medewerkers kunnen rekenen op het CAW, zodat ze het beste van zichzelf blijven geven. Het CAW Oost-Vlaanderen zet daarbij in op betrokkenheid en talentontwikkeling, met initiatieven als de CAW Tournees en een ruim opleidingsaanbod.
De bouwsector kampt al jaren met personeelstekorten. Kan duaal leren - de schoolbanken afwisselen met praktische ervaring op de werf - een oplossing bieden?
Jill en Stijn zijn (assistent-) landmeters bij FOD Financiën.