Langere loopbanen vergen andere loopbanen
Fons Leroy, gedelegeerd bestuurder VDAB: "Net als in 1944 moeten we de sociale partners de tijd geven, ver van de media en hun achterban, om een analyse te maken van de arbeidsmarkt, van de toekomst en hoe we daar naartoe moeten"
Langer, maar anders en beter. Zo moeten onze carrières er gaan uitzien. Of ziet u zichzelf 45 jaar lang in dezelfde job aan hetzelfde tempo werken? De arbeidsmarkt moet zich fundamenteel hertekenen. Daar zijn Fons Leroy (VDAB) en Jan Denys (Randstad) van overtuigd. Maar hoe?
Fons Leroy, gedelegeerd bestuurder VDAB: "Net als in 1944 moeten we de sociale partners de tijd geven, ver van de media en hun achterban, om een analyse te maken van de arbeidsmarkt, van de toekomst en hoe we daar naartoe moeten"
De ene politieke partij schreeuwt al luider dan de andere dat we het met zijn allen moeten doen: langer werken. Hoe we dat moeten doen, daar wisselen de recepten over. Au fond wordt er ingezet op twee pistes: werkgevers aanmoedigen om vijftigplussers in dienst te houden en vijftigplussers aanmoedigen om in dienst te blijven. Financiële stimuli kunnen helpen, al zitten die er, door de nakende besparing van 22 miljard euro waar de federale overheid tegen aankijkt, wellicht niet in. Vraag is of die überhaupt - zelfs met een volle schatkist - zouden volstaan.
“Dat zijn allemaal tweedehandsoplossingen. Wat we nodig hebben, is een fundamentele hervorming van de sociale zekerheid én van het arbeidsmarktbeleid”, vindt Fons Leroy, gedelegeerd bestuurder van de VDAB. “Het hele stelsel, arbeidsrecht en -cultuur incluis, is afgestemd op de situatie uit de jaren zestig. Intussen ziet de realiteit er helemaal anders uit. Loopbanen waarbij je je hele leven dezelfde job doet bij dezelfde werkgever hinken op hun laatste benen. Ook het model met de man als enige kostwinner is voorbijgestreefd. We staan op een kantelmoment.”
Kantelmoment
Arbeidsmarktdeskundige Jan Denys van Randstad drukt zich iets voorzichtiger uit. “We hebben al dikwijls gezegd dat we op een kantelmoment zaten.”
Denys schreef eerder dit jaar zijn ideeën voor een andere arbeidsmarkt neer in het boek Free to Work. “West-Europa zal alleszins een meer dynamische politiek moeten voeren wat het arbeidsmarktbeleid betreft. Anders dreigt een stuk van onze welvaart structureel te verdwijnen. Zo ver zijn we gelukkig nog niet. Maar we zien nu al dat jongeren bijvoorbeeld meer op projectbasis gaan werken. Gemiddeld hebben we vier werkgevers gedurende onze loopbaan. De manier van werken is in de praktijk dus al aan het veranderen. Alleen is dat in veel hoofden nog niet doorgedrongen.”
Als er vijf of misschien wel tien jaar aan onze loopbaan wordt bijgekleefd, dringt een andere manier van werken zich onvermijdelijk op. “Er is een probleem van werkbaarheid. De stressfactoren op het werk zijn toegenomen. België is na Noorwegen ook het meest productieve land ter wereld. Van ons 25ste tot ons 50ste zijn we ontzettend productief. Die productiviteit ook na die leeftijd behouden, is een illusie als we geen andere visie op loopbanen ontwikkelen”, vindt Leroy. “Ik lees in de partijprogramma’s ook dat er een loopbaanontwikkeling moet komen om anders werken in te vullen.”
“Vraag is of we effectief 45 jaar moéten werken, zoals verschillende kiesprogramma’s vooropstelden. Als daarin gelijkgestelde periodes (periodes waarin je niet werkt, maar die wel meetellen voor je pensioenbereking, red.) zoals ouderschapsverlof worden meegenomen, zullen we naar dat cijfer moeten gaan. Worden we strenger in het toekennen van gelijkgestelde periodes, denk ik niet dat zo’n lange loopbaan noodzakelijk is om een redelijk pensioen te garanderen”, zegt Denys.
Fysiek onmogelijk
Uit onze rondvraag bij 9.000 actieve Belgen blijkt dat we vooral vroeger stoppen met werken omdat we ons niet fit genoeg meer voelen. Misschien is voor velen een loopbaan van 40 à 45 jaar fysiek gewoon onmogelijk? “Dat moet je met een korrel zout nemen”, vindt Denys. “Mensen passen zich altijd aan aan de situatie. Het is zoals met de jaarlijkse vakantie. Als werknemers er net voor staan, zeggen ze: ‘Het is nodig, een paar weken verlof’. Maar als die vakantie een maand later gepland was, zou die maand werken ook nog wel gelukt zijn. Wat niet wegneemt dat er fysiek zware beroepen zijn die niet tot op hoge leeftijd kunnen worden uitgevoerd. Maar moeten mensen dit soort jobs wel heel hun carrière doen? Kunnen ze na pakweg tien jaar niet iets anders doen? Op dat vlak zijn we nog erg conservatief.”
Beide experts benadrukken dat omscholen het credo van de nieuwe arbeidsmarkt wordt. “Momenteel zijn het vooral tweeverdieners die van vormingsverlof gebruik maken. We moeten ons afvragen of dat sociaal rechtvaardig is. Als je 50 jaar bent en geen deel uitmaakt van het kader, zeggen de statistieken dat een bedrijf niet meer in je vorming investeert”, weet Leroy. “Maar iemand die zijn hele leven in de industrie heeft gewerkt op zijn vijftigste omscholen, is ook veel te laat.”
Werknemers zullen dus vaker van en weer op de arbeidsmarkt moeten stappen. “We moeten naar een model waarbij de transities in de loopbaan opgevangen worden door een sociale bescherming. Tegelijkertijd moet het model activerend zijn, mensen ertoe aanzetten hun competenties zo snel mogelijk opnieuw in te zetten bij herintreding”, bepleit Leroy. “De sociale zekerheid is momenteel in verschillende stelsels uiteengevallen: werkloosheidsverzekering, ziekte- en invaliditeitsverzekering, pensioenen ... Die stelsels moeten in een globale visie gekaderd worden: de loopbaanverzekering die de verschillende onderdelen omvat.”
Brugpensioen aan banden
In het huidige stelsel biedt onder andere tijdskrediet al de mogelijkheid om even uit de ratrace te stappen. Voldoet dat niet? “We moeten ons er fundamenteel over bezinnen of het beleid dat we nu voeren houdbaar is. Zeker als je weet dat we meer mensen op de arbeidsmarkt moeten krijgen. De premiestelsels die we nu kennen, stimuleren mensen vooral om uit de arbeidsmarkt te treden, door zorgverlof te nemen of om de kinderen op te vangen bijvoorbeeld. We hebben al een lage werkzaamheidsgraad. Ik vind het uitbreiden van de kinderopvang dan ook een grotere prioriteit dan het stimuleren van werknemers om via tijdskrediet die opvang op zich te nemen”, vertelt Leroy. “Door de budgettaire toestand zal de regering wel gedwongen zijn om zulke keuzes te maken.”
Ook doorheen de loopbaan om- en bijscholen is een piste om mensen langer inzetbaar te houden. “We gaan te veel uit van één loopbaan waarbij we op het einde uitbollen. Mensen zijn hun job misschien een beetje beu en nemen zich daarom voor deeltijds te werken. We moeten hen een nieuwe dynamiek geven, via omscholing hun carrière een nieuwe wending geven. Misschien moeten ze wel een tweede loopbaan beginnen en iets totaal anders doen”, meent Jan Denys. “Pas op, ik heb er niets tegen dat men het aan het einde van zijn loopbaan wat rustiger aan doet. Alleen wordt er met dat uitbollen vaak te vroeg begonnen.”
Anders werken alleen, zal volgens Denys niet volstaan. “Alle mogelijke manieren om vroeger van de arbeidsmarkt te kunnen vertrekken, moeten worden aangepakt. Pistes, zoals het brugpensioen, waardoor het interessant is om vroeger te stoppen, moeten we aan banden leggen. Als je die deur laat openstaan, mag je nog zoveel anders werken als je wil: werknemers zullen door die deur verdwijnen.”
Als loopbanen geen rechte pijl meer zijn richting pensioen, kan ook de huidige loopbaanevolutie in vraag gesteld worden. We vinden het bijvoorbeeld maar normaal dat het loonbriefje met de leeftijd toeneemt. Dat maakt van vijftigplussers dure werknemers terwijl ze door hun ouderdom soms aan productiviteit inboeten. Anders werken zou ook kunnen betekenen dat we op latere leeftijd ons loon een stukje zien dalen omdat we minder productief worden.
Minder verdienen
“We kunnen inderdaad andere verloningschema’s overwegen zodat je meer verdient op het moment dat je de grote kosten van het leven moet dragen. Naar het einde van je loopbaan toe zou je dan geleidelijk aan minder verdienen. Dat moet bespreekbaar zijn. Je kan dit koppelen aan een systeem van tijdsparen. Met het opgespaarde krediet kan je je bijvoorbeeld herscholen,”, vindt Leroy.
“We moeten natuurlijk wel opletten dat die spaarpotten aan het einde van de loopbaan niet worden gebruikt om opnieuw massaal vroeger uit te treden. Want dat is gewoon een andere vorm van vervroegd pensioen”, merkt Denys op. “Dat opgespaarde krediet zou bijvoorbeeld ook in de pensioenpot gestopt kunnen worden. Misschien kan dat het risico temperen.”
Een afdoend middel tegen ‘uitbolitis’ lijkt vooralsnog niet op de markt. Overheid en sociale partners hebben er de komende jaren dus een vette kluif aan om langer werken realiteit te maken. “In 1944 hebben de sociale partners zich teruggetrokken om te beslissen waar men na de oorlog naartoe wou. Dat systeem heeft zestig jaar standgehouden. Nu moeten we uit het kortetermijndenken geraken, waar zowat alle actoren - ook uit de politiek - inzitten. Toen zaten we letterlijk in de oorlog, binnenkort zitten we in de war for talent. We moeten dezelfde ruimte nemen als in ’44 om de sociale partners de tijd te geven, ver van de media en hun achterban, om een analyse te maken van de arbeidsmarkt, van de toekomst en hoe we daar naartoe moeten”, besluit Leroy. “En dat zal gedurfde keuzes vergen.”
(ks)
18 juni 2010