Werkplek
Vorige

1 van 664

Volgende
Volgend artikel:

Te warm of te koud? Temperatuur op kantoor twistpunt onder collega’s

KMI voorspelt het weer: ‘Ernaast zitten, bestaat niet’

“Intuïtie speelt een grote rol. Weer moet je aanvoelen, je moet kunnen terugvallen op je ervaring” (Pierre Galet, weersvoorspeller)
Tijdens een typisch Belgische kwakkelzomer hebben weersvoorspellers het niet onder de markt. Pretparkuitbaters en kusthoreca dreigen zelfs met klachten wanneer het weer niet positief genoeg wordt verwoord. Maar hoe doe je dat, weer voorspellen? Wij gingen ons licht opsteken bij het KMI in Ukkel.
KMI weerballon
“Intuïtie speelt een grote rol. Weer moet je aanvoelen, je moet kunnen terugvallen op je ervaring” (Pierre Galet, weersvoorspeller)

De Belgische zomer speelt het spelletje mee, wanneer we die dag in Ukkel aanbelanden. ‘Wisselvallig met opklaringen en hier en daar een bui’ is het devies, waardoor we enigszins verregend de gebouwen van het KMI binnentreden.

Federaal vs. gewestelijk ozon

Roeland Van Malderen (36) heet ons welkom in zijn kantoor. Hij houdt zich bezig met de ozonmetingen in de atmosfeer. Een werk van lange adem, zo blijkt. ‘KMI was al in 1969 een van de eersten in de wereld om ozonmetingen te doen. Nu, meer dan 40 jaar later, kunnen we daar de eerste conclusies uit trekken.’

Er bestaat in België overigens federaal ozon en gewestelijk ozon. ‘Het onderzoek naar de ozonlaag hogerop in de atmosfeer, die ons beschermt tegen schadelijke UV-stralen, is onderzoeksgebied van het KMI en dus federaal’, legt Roeland uit. ‘De monitoring van het schadelijke ozon dicht bij de grond, dat een bijproduct is van luchtvervuiling en warmte, is dan weer een bevoegdheid voor de gewesten.’

Ontvlambaar

Voor de metingen in de atmosfeer gebruikt het KMI een ’old skool’ oplossing: de weerballon. Een iets groter exemplaar dan u en ik bij feestjes plegen op te laten en bovendien gevuld met licht ontvlambaar waterstofgas, maar voor de rest is er weinig verschil. De meetapparatuur, in een piepschuimen bakje tegen regen en koude beschut, wordt met een koddig touwtje aan de ballon bevestigd.

Wanneer de apparatuur een laatste keer nagekeken is, is het tijd voor de lancering. Roeland en zijn assistent manoeuvreren het gevaarte naar buiten. Het heeft iets vertederends, de twee volwassen mannen met hun enorme ballon op het graspleintje in het midden van de KMI-campus. In een zucht kiest de ballon het luchtruim, binnen enkele seconden is hij al uit het zicht verdwenen.

Driemaal per week herhaalt dit ritueel zich. ‘Vroeger lieten we tot vier ballons per dag op, voor de weersvoorspellingen. Die taak is nu grotendeels overgenomen door computers en weersatellieten’, zegt Roeland. Als je bedenkt dat het ijken van de apparatuur algauw een halve dag in beslag neemt, lijkt niemand echt rouwig om die evolutie.

Zachte landing

Waar komt die ballon nu terecht? ‘Hij stijgt tot zo’n dertig kilometer hoogte en daar barst hij’, legt Roeland uit. ‘Meestal gebeurt dat nog boven Belgisch grondgebied en landt de apparatuur in Limburg of in de provincie Luik.’

Een aandoenlijke plastic parachute moet de apparatuur een zachte landing garanderen, maar gebeuren er dan nooit ongelukken met die rondvliegende ’isomo’-dozen vol uitstekende antennetjes en draden?

‘Ik heb geen weet van ongevallen. Hout vasthouden!’, zegt Roeland. ‘Eén keer belandde er eentje in de koninklijke serres in Laken. En toen er een bakje met meetapparatuur landde op de Grote Markt in Luik, verwittigden verontruste omstaanders de ontmijningsdienst.’

Bliksems!

Onze volgende halte is de afdeling bliksemdetectie. Dieter Poelman leidt ons rond in zijn labo vol zoemende hightech, waar de informatie van een heus bliksemnetwerk binnenkomt. Meten is weten. Het kan in België niet onweren of in Ukkel heeft men er weet van. Op het scherm kunnen we zien dat er die middag een klein onweertje woedt in de buurt van Antwerpen.

Het jargon van de bliksemdetectie lijkt zo weggelopen uit een oorlogsfilm. Zo is het Belgische detectienetwerk uniek omdat het niet enkel ’cloud to ground’-bliksems oppikt, maar ook ’cloud to cloud’-bliksems detecteert. Dus niet alleen inslaande bliksems verschijnen op het scherm, ook onweer dat zich nog tussen de wolken ophoudt, wordt geregistreerd.

Veldwerk

‘Erg belangrijk voor voorspellingen op de korte termijn: je kunt dan min of meer voorspellen waar en wanneer het onweer overgaat in grondonweer. Op die manier kunnen we ook snelle waarschuwingen uitsturen wanneer er een groot onweer opduikt’, legt Dieter uit. Een fenomeen dat met de term ’nowcasting’ bedacht wordt.

Gaat hij nog wel eens het terrein op, of hebben de computers het veldwerk vervangen? ‘We gaan geen stormen achtervolgen zoals je dat in Amerikaanse documentaires wel eens ziet. Maar het gebeurt wel dat we met een speciale camera het veld in trekken om inslagen te fotograferen. Op die manier checken we of onze meetresultaten overeenkomen met de realiteit.’

Zenuwcentrum

Op naar het zenuwcentrum van de weersvoorspellingen: het weerbureau. Een grote, lichte ruimte vol kaarten en computerschermen. Erg ordelijk. Maar op piekmomenten heerst er een drukte van belang. Niet alleen de weermannen en -vrouwen hangen er dagelijks aan de lijn, ook bedrijven en landbouwers die baat hebben bij droog weer halen hier hun informatie.

Voorspeller Pierre Gallet staat ons graag te woord. Hij is bij het KMI in dienst sinds 1989. In die tijd heeft hij veel zien veranderen. ‘Ik ben begonnen als waarnemer. Dagelijks mat ik de temperatuur, windrichting, luchtdruk, enfin, alle waarnemingen die nu automatisch gebeuren.’

Later verhuisde Pierre naar het weerbureau, het 24 uur op 24 bemande zenuwcentrum van de voorspellers. ‘Vroeger baseerden we ons op het weer van het moment en probeerden we in te schatten hoe het zou evalueren. Later kwamen dan weercomputers met langetermijnmodellen. Op die manier kun je ongeveer een week vooruit kijken.’

Weer aanvoelen

Wat als de voorspellers ‘ernaast zitten’? ‘Eigenlijk bestaat dat niet’, klinkt het. ‘De computermodellen waarop de voorspellingen gebaseerd zijn, worden steeds gedetailleerder. We maken gebruik van Amerikaanse en Europese modellen. Daarnaast is er een veelheid aan modellen voor kortetermijnvoorspellingen. Het is onze taak om te bepalen hoe je al die detailinformatie gaat gebruiken. Wanneer je ziet dat verschillende modellen erg uiteenlopende voorspellingen opleveren, weet je dat je voorzichtig moet zijn. En daarnaast speelt je intuïtie een grote rol. Weer moet je aanvoelen, je moet kunnen terugvallen op je ervaring.’

Wat vindt hij van de kritiek die weersvoorspellers de laatste weken te beurt viel? ‘Je moet een onderscheid maken tussen voorspellingen die van het KMI komen en voorspellingen die door privé-weerbureaus worden gelanceerd. Het KMI heeft al lang niet meer het monopolie op de weersvoorspellingen. Ach, ik begrijp wel dat mensen het kwakkelweer beu worden, zeker in sectoren als het toerisme die het van het goede weer moeten hebben. Maar wij moeten objectief blijven en het weer voorspellen zoals het is. België is nu eenmaal een land met wisselvallig weer en lokale buien kunnen altijd onder de radar blijven.’

Kubusjes

Om die voorspellingen te doen, heb je flink wat rekenkracht nodig. Het KMI heeft een aparte afdeling die zich bezighoudt met het optimaliseren van de computermodellen waarop de voorspellers zich baseren.

Alex Deckmyn legt uit. ‘Om het weer in België te voorspellen, moet je zien wat er enkele uren tevoren in bijvoorbeeld Frankrijk gebeurt. Op basis van die Franse informatie gaan we dan de situatie voor België proberen afleiden met behulp van een computermodel.’

Het plaatje wordt algauw erg complex: de computer verdeelt het luchtruim boven België in een resem kubusjes, waarbinnen de temperatuur, windrichting en -snelheid, luchtdruk en vochtigheid worden berekend. ‘Op die gegevens laten we de wetten van de fysica los. Verschillende processen grijpen tegelijk in. In stapjes van vijf minuten komen we zo tot berekeningen over uren en dagen.’

Aladin

Voor die berekeningen heeft de groep de beschikking over een supercomputer ter grootte van een flinke koelkast. ‘We moeten hem wel delen met de andere afdelingen.’ Het weermodel waarvan het KMI gebruik maakt, luistert naar de welluidende naam ALADIN en verdeelt de landkaart in blokjes van 4 bij 4 kilometer.

Daarmee is meteen ook verklaard waarom sommige buien onder de radar blijven. ‘Een regenbui of onweer is een erg plaatselijk gegeven dat zich boven een beperkte oppervlakte afspeelt. Als de resolutie van de weertechnologie in de toekomst omhoog gaat, worden de voorspellingen weer wat fijnmaziger. Maar dan heb je nog meer rekenvermogen nodig.’

Lange termijnvoorspellingen

Hoe ver kan de computer vooruitblikken? Met andere woorden: kun je maanden tevoren al gefundeerde voorspellingen doen over het weer van de komende zomer? De afgelopen jaren waren de voorspellingen van superwinters en recordzomers niet van de lucht.

‘Kijk, ik kan je nu al voorspellen dat het deze winter kouder zal zijn dan deze zomer’, lacht Alex. ‘Deze computer kan een week tot 10 dagen vooruit voorspellen. Hoe verder je kijkt, hoe groter de kans dat je ernaast zit. Hoe goed je model er ook uitziet op dag één, het is straf als het veertien dagen later nog steeds accuraat is.’

Kan er echt geen voorspellinkje af? ‘Waarschijnlijk blijft het weer de komende weken hetzelfde, maar dan een beetje warmer. Verder waag ik me niet (lacht).’

Zonnebrand

Intussen zoemen mijn oren met technologisch jargon, computermodellen, programmeertalen. En toch is het in Ukkel niet allemaal hightech wat de klok slaat. In de ‘stralingstoren’ treffen we Serge Gission, die zich bezighoudt met de zonnemetingen. ‘Het aantal uren dat de zon schijnt, bijvoorbeeld.’ Om er grijnzend aan toe te voegen: ‘Of niet schijnt, natuurlijk.’

Het verweerde dakterras van de toren staat vol met antennes en sensoren. Midden op het terras: een onmogelijk simpel uitziend instrumentje. Het bestaat uit een glazen bol, met daarachter een strookje karton, waarop de uren van de dag staan gemarkeerd. ‘L’héliographe’, klinkt het, met een zekere vertedering. Een ontieglijk simpel procédé: wanneer de zon door de bol schijnt, komen er kleine brandgaatjes in het kartonnetje, en heb je aan het eind van de dag zicht op het aantal zonne-uren. Technologie uit de tijd van Napoleon. Wij duimen dat er deze zomer toch nog enkele brandgaatjes bijkomen.

(ml) – Foto: (ip) 

13 juli 2012
Anderen bekeken ook