10.000 trainingsuren
“‘Ligt talent vast of is alles ontwikkelbaar en niets aangeboren?’ (Frederik Anseel, professor organisatiepsychologie Universiteit Gent en hoofd onderzoeksgroep VIGOR)
‘Hoe komt het dat het Westen, ondanks decennialange economische groei, er niet in geslaagd is het welzijnsgevoel van zijn inwoners te verbeteren?’ Op die vraag wil de ETUI-conferentie een antwoord van Andrew Simms, voor de gelegenheid in debat met de Brusselse filosoof Philippe Van Parijs.
Simms heeft als centrale gast zo zijn ideeën. De Britse econoom pleit met zijn New Economics Foundation al jaren voor een andere, duurzame vorm van economie. Een economie die minder geobsedeerd is door groei en die in tijden van economische en ecologische besognes meer oren heeft naar het welzijn van burgers dan naar het opkrikken van groeicijfers. En als die verandering een radicale omslag vereist in de manier waarop overheden, werkgevers én werknemers denken over welvaart en welzijn, dan moet dat maar.
Het uitgangspunt van de discussie is simpel: economische groei is volgens beide heren niet de beste graadmeter om uitspraken te doen over het welzijn van de inwoners. ‘Decennialang werd de groei van het bruto binnenlands product gezien als de belangrijkste indicator van hoe goed een land bezig was’, legt Simms uit. ‘Dat daaruit ook conclusies te trekken zijn over het welzijn van de burgers, is een brug te ver. Het bruto nationaal product is nooit bedoeld als welzijnsindicator. De architecten van het concept gaven dat ook toe. Maar voor veel hedendaagse economen klinkt het als heiligschennis wanneer je hen daaraan herinnert.’
Welzijn hangt voor Simms af van andere aspecten. ‘Uit onderzoek blijkt dat inkomen en het gevoel van welbevinden samenhangen tot op het punt waarop je inkomen volstaat om je sterkste materiële noden te voldoen. Simpel gesteld: als je inkomen volstaat om een dak boven je hoofd te hebben en te voorkomen dat je geen honger of dorst hoeft te lijden, is je subjectieve welzijnsgevoel uiteraard groter dan wanneer je je over die aspecten zorgen hebt te maken. Maar dat welzijnsgevoel bereikt een plafond, ook al stijgt je inkomen nog. Daarna nemen andere factoren over.’
Al zijn beide heren het over heel wat zaken eens, hier maakt Philippe Van Parijs een kritische kanttekening bij Simms’ energieke pleidooi. ‘Natuurlijk hangt de economische groei, uitgedrukt in het bruto binnenlands product, niet samen met het welzijn van de burgers. Wat had je anders verwacht?’
Wat bepaalt voor Van Parijs dan wel wat welzijn is? En laat zich dat überhaupt meten? ‘Afgaan op het subjectieve gevoel van tevredenheid bij de burgers, maakt ons evenmin veel wijzer’, betoogt Van Parijs. ‘Die hangt immers erg af van de mogelijkheden die een bepaalde samenleving je biedt en de mate waarin die aspiraties binnen je bereik liggen. Welzijn hangt voor mij vooral samen met rechtvaardigheid en vrijheid in een samenleving. Welzijn betekent zelf kunnen beslissen wat je doet. Een adequaat inkomen, gezondheidszorg, educatie en een veilige openbare ruimte spelen daarin een grote rol. Dat zijn aspecten waarvan je wél objectief kunt vaststellen of ze in je samenleving aanwezig zijn.’
Als economische groei, of minstens het vooruitzicht van economische groei, het welzijn in het Weten geen boost kan geven, wat dan wel? Het alternatief dat beiden naar voren schuiven ademt de geest van wat een klein decennium geleden het ‘bruto nationaal geluk’ werd genoemd. ’A more convivial society’ is de uitdrukking die Simms in de mond neemt: een maatschappij waarin met meer ambiance wordt samengeleefd en burgerschap niet iets is waar je je -noodgedwongen - na je werkuren mee bezig te houden hebt. Voor Simms gaat die aanpak duidelijk gepaard met een ecologische boodschap. Het welzijn van toekomstige generaties hangt volgens hem sterk af van de mate waarin we erin slagen de ecologische uitdagingen van deze tijden aan te gaan: klimaatverandering en slinkende grondstoffenvoorraden. Een discours van ‘grenzen aan de groei’ is Simms niet vreemd.
Maar veruit het opmerkelijkste plan dat Simms presenteert om het welzijn op te krikken, is een radicaal kortere werkweek. De werkweek wordt herleid tot 21 uur, of nog ternauwernood drie volledige werkdagen. In een wereld van vijfdagenwerkweken, voor veel werknemers nog aangevuld met een aantal overuren, klinkt het idee wel erg utopisch. Toch is Simms niet van zijn stuk te brengen. ‘De econoom John Maynard Keynes becijferde al in de jaren ’30 dat we ooit op 15 uur per week zouden uitkomen, doordat de arbeidsproductiviteit toenam; de verkorting van de arbeidsduur is al minstens een eeuw een trend.’
Van Parijs is echter niet zo overtuigd van Simms’ 21-urenplan. ‘Wie werk heeft, klopt inderdaad vaak langere uren. Maar als je het niet-actieve deel van de beroepsbevolking in de berekening betrekt, kom je uit op een gemiddelde dat rond de 21 uur zal schommelen. De verhouding tussen werkenden en niet-werkenden zit scheef.’
Simms countert: ‘We evolueren sowieso naar een kortere werktijd; in Nederland kunnen beginnende werknemers nu al opteren voor een vierdagenwerkweek. Een betere verdeling van het beschikbare werk over de beroepsbevolking zorgt ervoor dat meer mensen de voordelen kunnen genieten die tewerkstelling met zich meebrengt. En tegelijkertijd hebben werknemers meer tijd om zich te wijden aan verenigingsleven, aan hun gezin en hun persoonlijke interesses. Inderdaad, die aspecten van een subjectief welbevinden die zich niet in economische statistieken laten vatten.’
Simms’ utopie botst toch enigszins met de realiteit buiten de muren van het congresgebouw. De aanwezige vakbonden hebben een lastige vraag voor de zelfverzekerde Brit: ‘Waar gaan we het in het sociaal overleg nog over mogen hebben, als het niet meer mag gaan over de verdeling van de economische groei? En hebben mensen die de gevolgen van de crisis aan den lijve ondervinden een boodschap aan Simms’ verhaal?’
Simms heeft een antwoord klaar. ‘Het model dat onze economieën en onze planeet aan de rand van de afgrond gebracht heeft, beleeft zijn grootste crisis en toch loopt de promo ervoor als een trein. Een duurzame economie schept nieuwe banen, maar vereist een andere vorm van sociaal overleg en industrieel beleid. Over enkele jaren zien onze economieën er waarschijnlijk radicaal anders uit. Meer dialoog tussen ecologische bewegingen en vakbonden is geen overbodige luxe.’
Ook de overheid krijgt haar huiswerk mee. ‘Overheden zouden het signaal moeten geven dat dit de richting is die we uit moeten. Er zullen altijd mensen zijn die nood hebben aan een aangepast sociaal vangnet. Tegelijkertijd moeten politici de economie ook beschermen tegen schokken in de energieprijzen en -bevoorrading, en de klimaatverandering helpen tegengaan.’
Er klinkt ongeduld in Simms' pleidooi. ‘Uiteraard zijn dit hervormingen die je niet van de ene dag op de andere invoert. Maar overheden en burgers kunnen niet eindeloos blijven talmen. Een onhoudbaar economisch model dat draait op ongebreidelde consumptie op krediet zal van ons geen blijere mensen maken. Integendeel.’
Daarbuiten is er echter wel een economische crisis bezig. Daarbij hoort een malaise die evenzeer veroorzaakt wordt door de bekommernis om het verlies van werk en erg materiële aspecten van de welvaart. Simms 21-urenwerkweek brengt ook inkomensverlies met zich mee. Wegen de gevolgen daarvan dan niet op ons welzijn?
‘In onzekere tijden geeft materialisme een vals gevoel van zekerheid’, betoogt Simms. ‘We trekken ons op aan onze bezittingen en putten er een zekere geborgenheid uit, maar hoe meer spullen je hebt, hoe groter de zorgen om ze te kunnen behouden. Het helpt niet echt dat er een miljardenbusiness van adverteerders je ondanks alles blijft vertellen dat consumeren en geld uitgeven je blijer zullen maken. Dat is de stroom waar ik tegenin probeer te roeien, door positieve en duurzame alternatieven naar voor te schuiven.’
(ml) – Foto: (ip)
29 oktober 2012“‘Ligt talent vast of is alles ontwikkelbaar en niets aangeboren?’ (Frederik Anseel, professor organisatiepsychologie Universiteit Gent en hoofd onderzoeksgroep VIGOR)
66% van de werkgevers geeft toe bang te zijn voor de risico’s van creativiteit. Productieve medewerkers zijn voor hen belangrijker dan creatieve.
“Ik ben 52 jaar, werk in de privé en wil voor de eerste keer tijdskrediet nemen. Kan dit?” Iris Tolpe geeft het antwoord ...
Wij vroegen aan verpleegkundige Gina Mares (49) uit Overijse hoeveel zij netto per maand verdient …
Sinds 1 september moet een werknemer minstens 5 jaar aan de slag zijn, waarvan 2 jaar bij de huidige werkgever, vooraleer hij recht heeft op tijdskrediet.
Mannen in de gezondheidszorg werken bijna zeven uur meer dan hun vrouwelijke collega’s, zo blijkt uit een analyse van het Nederlandse ING Economisch Bureau.
Wanneer alle teamleden aan hetzelfde zeel trekken, kan er heel wat bereikt worden. Toch bestaat er op het werk vaak interne concurrentie. Goed of niet?
De tijd dat advocaten en politici strak in het pak naar kantoor gingen, lijkt verleden tijd. De pandemie heeft niet alleen onze kleerkast maar ook onze kijk op de dresscode gewijzigd.
Al op jonge leeftijd was Tom geboeid door techniek. Vandaag is hij automation specialist bij Volvo Car Gent. De technische storingen die hij daar oplost, bieden hem precies de uitdaging die hij echt interessant vindt.