Het politieverhoor, niet zoals op tv
‘Na een jaar of vier heb je een persoonlijke verhoorstijl. Daar verandert men niet veel meer aan, maar je mag er ook niet in vastroesten’, Chris Geirnaert, rechercheur en verhoorcoach in opleiding
Chris Geirnaert is rechercheur sinds 1980. Tot voor acht maanden was hij verantwoordelijk voor de unit mensenhandel bij de federale gerechtelijke politie van Gent. Momenteel volgt hij een opleiding tot verhoorcoach. ‘Ook al heb ik dertig jaar ervaring, ik zal nog veel moeten leren.’
‘Na een jaar of vier heb je een persoonlijke verhoorstijl. Daar verandert men niet veel meer aan, maar je mag er ook niet in vastroesten’, Chris Geirnaert, rechercheur en verhoorcoach in opleiding
U zal rechercheurs coachen die verdachten moeten verhoren?
Dat is inderdaad de bedoeling. We zullen ons niet beperken tot de verhoren van zware criminelen of verdachten, maar we gaan onze collega’s ook begeleiden bij het verhoren van bijvoorbeeld slachtoffers van zedenfeiten. Dat zal natuurlijk minder vaak gebeuren, omdat die verhalen over het algemeen betrouwbaarder zijn dan die van een verdachte.
Iedere rechercheur heeft natuurlijk een eigen stijl en iedereen legt andere accenten tijdens een verhoor. Ik mag dan wel dertig jaar ervaring hebben in de recherche, die ervaring zal me als coach maar gedeeltelijk kunnen helpen. Voor de rest zal ik nog veel moeten leren, in overleg met collega’s en de mensen die deze opleiding inrichten.
Is de manier van verhoren door de jaren heen fel veranderd?
Veel hangt af van de politieman in kwestie. Wanneer je begint als rechercheur kan je na vier à vijf jaar toch wel spreken van een persoonlijke stijl. Daar verandert men meestal nog weinig aan. Daar schuilt ook een beetje een gevaar: je mag niet vastroesten in die persoonlijke stijl. Je moet meegaan met de evoluties. Mensen communiceren ook op een andere manier dan vroeger. Dus je mag niet blijven stilstaan bij de tien of twintig jaar ervaring die je misschien al hebt.
Een verhoor heeft tegenwoordig ook niet meer dezelfde dimensie als vroeger. Kijk bijvoorbeeld naar het juridisch-technische aspect. Toen ik begon als rechercheur, bestond het sporenonderzoek ook al, maar het heeft nooit zoveel kunnen aanbrengen als het de dag van vandaag kan. De middelen zijn er enorm op vooruitgegaan, de technieken zijn bijgestuurd. Ook internationale samenwerkingsverbanden kunnen ons helpen. Het verhoor wordt vaak vervolledigd door andere zaken, zoals DNA-sporen of vingerafdrukken.
Natuurlijk moeten we oppassen dat we daardoor niet het belang van een goed verhoor uit het oog verliezen. Terugvallen op het technische aspect mag ons niet lui maken. Als je een verhoor heel grondig kan doen, kan je eigenlijk het onderzoek – ook op technisch vlak – veel beter afbakenen. Dat bespaart tijd en geld. Als je een heel goede verklaring hebt, en je weet wat er voor, na en tijdens de feiten is gebeurd, kan je je onderzoek in de juiste richting oriënteren en net die ondersteuning zoeken waarvan je meent dat die nog ontbreekt. Wanneer je daarentegen een heel oppervlakkige bekentenis krijgt van de dader – ‘ik heb het gedaan’ – dan moet je nog alle technische registers opentrekken om te kunnen aantonen hoe alles in zijn werk is gegaan. Het belang van een doorgedreven, gedetailleerd verhoor kan eigenlijk niet onderschat worden.
Hoe word je een goede verhoorder?
Je leert voortdurend bij. Je krijgt steeds nieuwe collega’s die de zaken op een andere manier aanpakken, waardoor je zelf ook mee evolueert. Je leert ook veel van de feedback van het parket. Al we bijvoorbeeld eens inzage krijgen in de vonnissen, krijg je een beter idee van waar de rechter zich op baseert om een bepaalde beslissing te nemen, om bepaalde zaken als bewezen te beschouwen of om een bepaald bewijs te verwerpen. Dan weet je bijvoorbeeld dat een bepaalde, specifieke zin of zinsnede van de verdachte in zijn verklaring van groot belang kan zijn. Zo kom je als politieman te weten waar je tijdens een verhoor in het bijzonder aandacht voor moet hebben. Vroeger, ik spreek van zo’n vijftien jaar geleden, kregen we die feedback niet. Je kreeg van de parketmagistraten nauwelijks informatie los over wat er nu precies belangrijk is tijdens een verhoor. Daar zijn we de afgelopen jaren wel op vooruitgegaan.
Moet er tegenwoordig altijd een advocaat aanwezig zijn tijdens een verhoor?
Die richtlijn is er al, maar de wetgeving moet nog aangepast worden. We mogen er wel van uitgaan dat de bijstand van een advocaat naar aanleiding van een politieverhoor binnen afzienbare tijd een feit zal zijn. Wat op zich trouwens geen slechte zaak hoeft te zijn. In Nederland, waar de bijstand van een advocaat bij het politieverhoor al een feit is, zien ze juist dat het aantal bekentenissen na het eerste politieverhoor gestegen is. De invloed van een advocaat hoeft dus niet per definitie negatief te zijn. Dat blijkt nu al uit de cijfers.
Zijn sommige verhoren moeilijker dan andere?
Het is vooral bijzonder moeilijk voor een verhoorder wanneer je met bewijsmateriaal voor je neus ligt en de persoon in kwestie niet wil toegeven, ook al confronteer je hem of haar met het bewijsmateriaal. Dat is enorm frustrerend. Politiemensen zijn er vaak op uit – en dat is de valkuil waar we soms te gemakkelijk intrappen – om een bekentenis los te weken. Het is lang zo geweest dat we onszelf maten in functie van de bekentenissen die we kregen. Maar dat is natuurlijk niet de essentie. Je moet er eerst en vooral voor zorgen dat je zoveel mogelijk informatie loskrijgt. Dat hoeft niet eens noodzakelijk een bekentenis te zijn.
Als er toch meer dan genoeg bewijsmateriaal is, waarom is het dan nog nodig dat de verdachte de feiten toegeeft?
Wanneer wij al zeker zijn dat de verdachte de feiten heeft gepleegd, is het ook van belang dat hij toelicht in welke omstandigheden die zijn gebeurd en wat zijn drijfveer is geweest. Dat speelt allemaal mee. Voor de verdediging bijvoorbeeld, maar ook voor hoe de zaak beoordeeld zal worden door de rechter. Al die informatie is belangrijk en moet ook aanwezig zijn. Als de verdachte blokkeert en niets zegt, krijg je een verhaal dat vol gaten zit. Dan blijft er bij de rechercheurs een gevoel van onvrede achter: ‘Ik weet wel dat hij het heeft gedaan, maar ik weet niet wat erachter zit.’ Op die momenten welt er toch wat ongenoegen bij ons op.
In Vlaamse politieseries op televisie worden ook vaak verhoorscènes in beeld gebracht. Stemt dat meestal overeen met de werkelijkheid?
Ik moet zeggen: als ik sommige acteurs bezig zie, vraag ik me toch af wat voor een beeld ze van politiemensen neerzetten. Nee, ik kan me vaak niet vinden in de manier waarop de zaken eraan toegaan in politiefeuilletons. De rechercheurs gedragen zich dominant en vrij arrogant. Ik heb het niet voor die stijl. Het is ook een beetje jammer: de kijker gaat zich toch afvragen wat voor een boemannen wij eigenlijk zijn. Maar dat is helemaal niet zo. Trouwens, de advocaten die al eens een verhoor bijwonen zien ook wel dat wij op een totaal andere manier werken dan wat je op tv ziet.
(mo) – Foto: Bart De Waele
3 juni 2011