Groentjes

Ruth Lasters is leerkracht Frans in Borgerhout. Van haar verschenen de romans Poolijs en Feestelijk Zweet.
Niet wat een collega doet, is van tel voor Gust Bellens, maar hoelang hij of zij het al doet. Wie pas bij de firma is, moet zich te pletter werken, meent Gust. Wie twintig jaar in dienst is, mag rekenen op heel wat begrip en respijt. En wie net als hij reeds drie decennia verbonden is met het bedrijf, heeft ronduit de status van een heilige, die eigenlijk niets meer moet doen, behalve er zijn.
Ruth Lasters is leerkracht Frans in Borgerhout. Van haar verschenen de romans Poolijs en Feestelijk Zweet.

Een vaste waarde is hij immers, tussen werkvolk dat veelal eerst in andere firma's heeft vertoefd en dus altijd enigszins bezoedeld is, nooit het toppunt van loyaliteit kan zijn, zoals hij, Gust Bellens.

In de supermarkt betrapt hij jonge collega's wel eens op een kar vol producten verdeeld door de concurrentie, terwijl er artikelen te koop zijn verspreid door Alpha Store, hun broodheer. Hij knipoogt dan slechts vergevingsgezind, omdat hij zich hun vriendelijkheid van op kantoor herinnert. Want porren zij, nieuwelingen, hem niet aardig, doch kordaat, in de zij als hij een zoveelste uiltje aan het knappen is achter zijn bureau?

Glimlachen zij niet geamuseerd als hij hun vertelt dat hij zo vergroeid is met het bedrijf, dat zelfs zijn lichaam mee is uitgebreid met het gebouw, de vetkwab rond zijn buik en rug pas zijn ontstaan na het optrekken van de zijvleugel en bovenbouw? Beide partijen doen hun best om de generatiekloof te overbruggen, dat moet gezegd.

Ontroerd is hij zelfs, als die jongelingen hem zonder morren helpen met verhuizen, zodra er weer eens wordt beslist om hem onder te brengen in een ander, kleiner lokaal. Een trage reis door het gebouw heeft het management voor hem uitgestippeld, zoveel is duidelijk. Allicht willen zij dat hij alle vertrekken nog eens goed in zich kan opnemen op het einde van zijn carrière. Een overduidelijke ode aan zijn trouw en nostalgie is het. En het verlies aan werkruimte waarmee zijn odyssee door de firma gepaard gaat, neemt Gust er dan ook graag bij.

Alleen het gefluister dat hij sinds enige weken hoort, stoort hem enigszins. Het lijkt wel alsof zijn collega's in het voorbijgaan een getal tegen hem mompelen. Een reeks bevreemdende cijfers.

Pas als hij uiteindelijk in de oude liftschacht blijkt ondergebracht, begrijpt hij dat de verhuizingen kleinerend zijn bedoeld. Met een schok beseft hij eveneens welk getal ze precies fluisteren. ‘Tweehonderdzestienduizend’, het bedrag van zijn geschatte ontslagvergoeding, om hem duidelijk te maken dat hij enkel en alleen nog in dienst is omdat het te duur is om hem te ontslaan.

Gekrenkt als nooit tevoren, schrijft Gust na sluitingstijd ‘216.000’ op bureaus, deuren, vloeren, gevels, met verf, stift en alle mogelijke smurrie uit het magazijn. Het getal van zijn ultieme vernedering. Heel het complex bekladt hij ermee, behalve de oude liftschacht, waarin hij zich uitgeput tegen de wand laat zakken en omhoog staart. Een huig lijkt de losgeschoten kabel boven hem wel, alsof hij in de keel van het gebouw is beland. Met hem als brok onderin, als kriebel, als enige uit te hoesten irritatie.

(rl) 

6 april 2012
Anderen bekeken ook