Enkel Griek en Italiaan werken minder dan Belg

Belgische werknemers zijn tijdens een derde van hun carrière niet effectief aan de slag. In de eurozone doen alleen de Grieken en de Italianen het slechter.
#

Belg slechts twee derde van loopbaan effectief aan het werk

Belgische werknemers zijn tijdens een derde van hun carrière niet effectief aan de slag, maar werkloos of ziek, in tijdskrediet of … Er is een klein verschil naar geslacht: mannen zijn 30 procent van de tijd niet aan het werk, vrouwen 37 procent.

Belgen hebben in vergelijking met andere Europeanen een eerder korte loopbaan. De gemiddelde Belg is gemiddeld 33 jaar effectief aan de slag. In de eurozone doen alleen de Grieken en de Italianen het slechter. Nederlanders, daarentegen werken bijna 40 jaar en Zweden zelfs 41 jaar!

Dat blijkt uit een studie van het Kenniscentrum pensioenen van het Federaal Planbureau.

Niet werken, toch pensioenrechten opbouwen

De oorzaak: Belgen maken veelvuldig gebruik van de zogenaamde gelijkgestelde periodes. Gelijkgestelde periodes zijn niet‐gewerkte periodes waarvoor je toch pensioenrechten opbouwt. Sommige van deze periodes zijn volledig vergoed door de werkgever, zoals bijvoorbeeld het gewaarborgd loon bij werknemers. Andere periodes - zoals bijvoorbeeld werkloosheid - zijn niet of slechts gedeeltelijk vergoed.

Belangrijke gelijkgestelde periodes bij werknemers zijn werkloosheid (al dan niet met bedrijfstoeslag; het vroegere brugpensioen) en arbeidsongeschiktheid (ziekte en invaliditeit, beroepsziekten en arbeidsongevallen). Bij zelfstandigen zijn de belangrijkste gelijkgestelde periodes: ziekte en invaliditeit (47 procent bij mannen, 86 procent (!) bij vrouwen), gelijkstelling van studieperiodes (respectievelijk 41 en 14 procent) en gelijkstelling van legerdienst (12 procent bij mannen).

Bij ambtenaren is de algemene regel dat alle verloven met behoud van bezoldiging en de meeste onbezoldigde afwezigheden recht geven op pensioenopbouw.

Werknemer versus ambtenaar

Uit de studie blijkt dat respectievelijk 30 en 37 percent van de pensioenopbouw van mannelijke en vrouwelijke werknemers die recent met pensioen gingen, wordt gelijkgesteld. Een groot verschil met de zelfstandigen. In het zelfstandigenstelsel bedraagt dit aandeel respectievelijk 3 en 5 percent. In het stelsel van de ambtenaren is zo’n 10 percent van de pensioenopbouw gelijkgesteld.

De duidelijke verschillen tussen de verschillende pensioenstelsels mogen echter niet eenvoudigweg met elkaar vergeleken worden. Ieder stelsel heeft namelijk een andere eigenheid en administratieve praktijk.

Zo worden periodes van (langdurige) ziekte bij werknemers en zelfstandigen meegeteld bij de berekening van het rustpensioen. In het stelsel van de ambtenaren echter, worden langdurig zieken onder bepaalde voorwaarden op pensioen gesteld wegens lichamelijke ongeschiktheid. Daarna bouwen ze geen verdere pensioenrechten op.

Wat nu?

De Belgische bevolking veroudert en de pensioenen komen steeds meer onder druk te staan. De hervormingen van de regering zijn er daarom op gericht de Belgen langer te laten werken: de pensioenleeftijd wordt opgetrokken en de systemen van vervroegd vertrek uit arbeidsmarkt worden herzien. Tegelijk is het de bedoeling om ook de gelijkgestelde periodes aan te pakken.

Tegen het najaar legt Minister van Pensioenen Daniel Bacquelaine (MR) een hervormingsvoorstel voor aan de sociale partners.

(mr)  

5 september 2016
Anderen bekeken ook