Kobe Ilsen: Vuilnisman
Tv-presentator en reporter Kobe Ilsen droomde als kind van een job voor ‘echte venten’: vuilnisman. “Als ze hun mouwen hadden opgestroopt, kon je hun spieren zien. Als ietwat mollig kind droomde ik van zo’n atletisch lichaam.”
Als kind was ik niet van het raam weg te slaan als de vuilniskar eraan kwam. Sensatie: het was de grootste wagen die door onze straat in Zwijndrecht reed. En dan die grote, sterke mannen die met veel flair de vuilzakken in de muil van de vrachtwagen zwierden. Als ze hun mouwen hadden opgestroopt, kon je hun spieren zien. Echte venten waren dat. Als ietwat mollig kind droomde ik van zo’n atletisch lichaam.
‘Groot respect voor mensen die hard werken’
De beste job had de chauffeur, zo leek me. Hij mocht niet te traag, maar zeker ook niet te snel rijden. Hij had de tijd om rond te kijken. Soms hadden we oogcontact. Ik hoopte vurig dat hij in mijn blik mijn respect voor hem zag. Tegenwoordig wordt in mijn buurt het afval ’s nachts opgehaald. Bijzonder jammer: de kinderen van nu wordt een schouwspel ontnomen. Op die manier verdwijnt er een stukje erfgoed.
Door de ogen van een volwassene lijkt het een pak minder sexy. Als ik nu achter een vuilniswagen hang en daardoor opgehouden word, klaag ik steen en been. De affiches die sinds kort in Antwerpen hangen, hebben gelukkig weer mijn ogen geopend. Bij het portret van een vuilnisman staat: “Elke dag haal ik drie ton op”. Mensen onderschatten dit beroep. Net als dat van straatveger trouwens. Een tijdje geleden was het feest in mijn straat. Op het einde van de dag was ze bedolven onder het zand. De ochtend erop was alle troep verdwenen. Straatvegers en vuilnismannen ruimen onze rotzooi op. Wat als die mensen niet zouden bestaan?
Vlamingen willen niet meer door weer en wind achter de vuilniskar lopen. Zoals met heel wat banen die minder gewaardeerd worden, nemen de migranten het over. Ik sprak laatst een autochtone taxichauffeur in Brussel. “Ik ben een van de laatste Belgen die dit doet”, zei hij. “Vijftien jaar geleden kwamen de Turken, daarna de Oost-Europeanen en nu is het de beurt aan de Afrikanen.” De gastarbeiders die hier al lang zijn, bedanken nu ook al voor jobs als taxichauffeur of vuilnisman. Toch blijft mijn respect voor mensen die letterlijk hard werken groot. Uiteraard ben ik ook wel eens moe van de stress, maar fysiek zie ik nooit af. Ik ben al een wrak als ik enkele uren heb verbouwd, stel je voor.
16 juli 2009