Werkplek
Vorige

1 van 663

Volgende
Volgend artikel:

Jongeren op de werkvloer: wat zijn de misverstanden over Gen Z?

Achter de schermen bij de Conflict Research Group

"Je mag jezelf geen schade toebrengen in bepaalde situaties, maar zeker ook anderen niet" (Bruno De Cordier)
Een kantoortje vol Sovjetwandkaarten en een paar replica's van antipersoonsmijnen: bij de Conflict Research Group (UGent) is het altijd een heel klein beetje oorlog. Onderzoekers Bruno De Cordier en Koen Vlassenroot over hun passie voor onderzoek naar het verlengde van de politiek: het conflict.
CRG
"Je mag jezelf geen schade toebrengen in bepaalde situaties, maar zeker ook anderen niet" (Bruno De Cordier)

Langetermijneffecten bestuderen van gewapende conflicten, ook wanneer de kruitdamp is opgetrokken en de camera's verdwenen zijn: dat is de opdracht van de Conflict Research Groep (CRG). De CRG is verbonden aan de faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen van de UGent. Aan de basis van het ontstaan lag het doctoraat van coördinator Koen Vlassenroot over het conflict in Oost-Congo. ‘We zijn gestart met enkele gemotiveerde studenten en de steun van een paar ngo's. Nu telt onze staf twintig mensen die de meest uiteenlopende conflicten onderzoeken in Afrika, de Filipijnen, Indonesië en zuidelijk Eurazië. We lichten politiek geweld door, maar vooral ook de maatschappelijke verandering die eruit voortvloeit. Fundamenteel onderzoek dat bruikbaar moet zijn voor de organisaties op het terrein.’

Bruno De Cordier: ‘De CRG brengt de miskende aspecten van de realiteit naar voren. Ik werk bijvoorbeeld rond islamitische hulporganisaties: in het brede plaatje van humanitaire hulp komen die nauwelijks aan bod. Als onderzoeker zet je dat dan mee op de mentale kaart van publiek en beleidsmakers.’

Hoe bepaalt de CRG zijn onderzoeksgebieden?

‘Wat ik doe, ligt in de lijn van mijn verleden als VN-medewerker. Ik heb jaren doorgebracht in zuidelijk Eurazië - vooral Kirgizië en Tadzjikistan - en in Bangladesh. Ook thematisch weerspiegelt mijn werk die ervaring. Bij de VN was ik betrokken bij de humanitaire coördinatie en bij het voedselprogramma. Die zijn hoe dan ook nauw verweven met politieke en economische belangen. Verder hou ik me bezig met de maatschappelijke rol van religie, naar wat het betekent in de maatschappelijke organisatie. De secularisering die wij in Noord-West Europa zo vanzelfsprekend vinden, is dat elders helemaal niet. Ik ben ook geïnteresseerd in de maatschappelijke effecten van mondialisering: wat doet de emigratie uit pakweg Tadzjikistan écht met zo'n samenleving? Dat is een veel complexer verhaal dan enkel het armtierige beeld dat erover opgehangen wordt, met veel meer effect dan alle ontwikkelingshulp samen.’ Vlassenroot: ‘Grondstoffen zijn ook een pijler van ons onderzoek, zoals de hoogwaardige ertsen in Oost-Congo. Land is een grondstof die een belangrijke rol speelt in conflicten. Dat zie je bijvoorbeeld in Bangladesh. Bestuur is nog een onderzoeksgebied: in conflicten proberen actoren veiligheid af te dwingen, toegang tot justitie, tot economische sectoren. We spelen in op grote debatten waarvan we vinden dat we er iets aan kunnen bijdragen, zoals inderdaad het grondstoffendebat. Wat doorgaat voor common knowledge proberen wij dan te doorprikken.’

Grondstoffen zijn een strategische topprioriteit. Hoe onafhankelijk zijn jullie?

Vlassenroot: ‘Voor de universiteit of de VLIR, de Vlaamse Interuniversitaire Raad, is er maar één criterium voor financiering en dat is de kwaliteit van onze projectvoorstellen. Dat kun je dan gebondenheid noemen, maar verder doen we toch redelijk onze zin. We proberen het maatschappelijk debat te beïnvloeden door lezingen: pas nog over de honger in de Hoorn van Afrika, waarvan we vonden dat de media er een te eenzijdig humanitair verhaal van maakten. Die politieke en diplomatieke dimensie proberen wij dan in de verf te zetten.’

De Cordier: ‘In het voorjaar van 2013 richten we een lezingenreeks in over de nieuwe donoren van humanitaire hulp, want die is al lang niet meer het exclusieve terrein van westerse landen of Japan. Je ziet steeds meer dat India een hulpdonor begint te worden, net als de Centraal-Europese EU-landen. Welk effect heeft dat? Die publieke lezingen zijn het visitekaartje van de CRG. We nodigen collega's uit en promoveren die lezing naar overheidsinstellingen, internationale organisaties en ngo's in Brussel én naar het brede publiek. We worden wel eens verward met de International Crisis Group, maar wij zijn minder politiek correct (lacht). Uiteindelijk schrijven we natuurlijk ons eigen script. We vertellen verhalen over mensen die ons verhalen vertellen. Helemaal objectief kán dat nooit zijn.’

Meten jullie rechtstreeks de impact van onderzoeksresultaten? Hanteren jullie KPI's, zeg maar?

Vlassenroot: ‘Beleid beïnvloeden is zeker een doelstelling, maar een meetinstrument om dat te kwantificeren is er niet. Beleidsmakers maken hun eigen keuzes. We hebben invloed omdat we vaak gehoord worden. We hebben goede contacten met ministeries, diplomaten, ambassades ... Er is een internationale werkgroep rond Congo met mensen die daar een lange ervaring hebben, een dialoog met het Department of Peacekeeping Operations van de VN: we merken dat we ons verhaal mogen doen. Controle heb je daar niet over, maar dat is niet onze taak. Degelijk onderzoek is het enige waarmee wij het beleid beïnvloeden. En als iets ons niet bevalt, dan schrijven we een stuk in de krant.’

Vergelijk de CRG eens met het Clingendael Instituut in Nederland of het Britse ISS, om er maar twee te noemen? Staat jullie even hoog aangeschreven?

De Cordier: ‘We staan op de kaart, zoveel is zeker, maar in termen van prestige of hiërarchie zou ik niet denken.’

Vlassenroot: ‘Ik ben hoofd van een netwerk van denktanks rond Afrika en daar zitten Clingendael en het ISS bij, maar ook Franse, Duitse en Afrikaanse instituten. Wij werken minder beleidsvoorbereidend dan Clingendael. Ook het ISS werkt vaak nauw samen met beleidsmakers en publiceert zijn analyses in andere formats. De CRG bepaalt veel meer zijn eigen agenda. Het gaat vaak bij ons ook om projecten van drie tot vier jaar. Clingendael kan niet zeggen tegen de Nederlandse overheid: “En laat ons nu drie jaar met rust.”

Hoe komen onderzoekers hier terecht? Welk cv heb je nodig voor het CRG?

Vlassenroot: ‘Ieder jaar volgen een honderdtal studenten onze Master na Master Conflict & Development aan de UGent. In onze niche zijn we de enigen: collega's uit Leuven of Antwerpen verwijzen vaak studenten door. Elk jaar organiseren we voor de ManaMa-studenten een vijftiendaagse reis. Dit jaar ging het met 24 studenten naar Bangladesh: daar betalen ze dan 1.500 euro voor uit eigen zak. Onze mensen hebben contracten van drie tot vier jaar of staan vast op de payroll van de UGent. Goede studieresultaten zijn essentieel: voor een beurs heb je grote onderscheiding nodig. Voor een doctoraatstraject een jaar in het buitenland verblijven hoort er ook bij.’

De Cordier: ‘Alle vakgebieden lopen hier door elkaar: politicologie, economie, een groot historisch en geografisch inzicht is de basis. Alles komt samen en net dat maakt het boeiend. Onze meerwaarde is dat we niet vanuit een ivoren toren aan onderzoek doen. Als onderzoeker geef je je project zelfstandig vorm. Een minder courante taal kennen of leren is handig: in mijn regio kun je praktisch niet zonder Russisch. Een collega leerde Bahasa (taal van Indonesië, red.) om in Indonesië aan de slag te kunnen. Doe je dat niet, dan krijg je op het terrein géén toegang en dus geen resultaten. Enkel Engels volstaat echt niet.’

Moet je voor dit soort veldwerk niet een beetje een oorlogsjournalist zijn?

Vlassenroot: ‘Nee. Je moet vooral stevig in je schoenen staan en sociaal vaardig zijn. De basis van het onderzoek is praten en interviewen. Vertrekken met het idee om iets aan te zullen tonen, werkt niet. En je kan maar beter tegen een stootje: je logeert niet bepaald in het Mariott. Soms klim je wel eens aan boord van een vliegtuig waarvan je denkt: “Waar ben ik mee bezig?” Toen in 1998 de tweede Congolese oorlog uitbrak, zat ik er middenin. Dan kun je je enkel gedeisd houden en het uitzitten. Mensen die wat getraumatiseerd terugkomen, worden goed begeleid. Psychologisch is het sowieso niet makkelijk om af te kicken van lange buitenlandse verblijven. Je betaalt een sociale prijs wanneer je je vrienden en familie lang niet ziet.’

De Cordier: ‘Ik werd zelden rechtstreeks bedreigd. Je mag jezelf geen schade toebrengen in bepaalde situaties, maar zeker ook anderen niet: nooit je lokale contacten in gevaar brengen dus. Plaatselijke figuren zijn extra kwetsbaar voor mogelijke nare gevolgen van een samenwerking.’

Vlassenroot: ‘Veldwerk is geen recht, maar een privilege dat je krijgt van mensen die bereid zijn om mee te werken. Ik deel mijn netwerk niet met derden. Lijkt evident, maar het is essentieel.’

De Cordier: ‘Je moet je contacten iets teruggeven. Altijd je stukken laten nalezen voor je ze publiceert, zeker bij naamsvermeldingen. De afgewerkte publicatie opsturen. En je kunt ook concreet iets terugdoen: voor een islamitische hulporganisatie in Pakistan die me erg geholpen had heb ik eens een noodhulpproject praktisch geadviseerd.’

Wat als jullie niet voor de CRG zouden werken?

De Cordier: ‘Na bijna acht jaar voormalige Sovjet-Unie en Bangladesh was het goed om weer een vaste stek te hebben. Waarschijnlijk zou ik hier in de privé gezocht hebben wat ik daarvoor bij de VN deed: projectmanagement, logistiek en financieel beheer. De bredere sfeer rond defensie en civiele bescherming was ook een optie.’

Vlassenroot: ‘Ik zou bij iets gelijkaardigs uitgekomen zijn, zoals de International Crisis Group in Nairobi of de VN-operaties in Congo. Als uitwijk- of doorgroeimogelijkheden zie ik dat niet. Ook niet voor het veel hogere loon. De output van de CRG wordt geëvalueerd op onderzoekskwaliteit en wat we publiceren moet van topniveau zijn. We dwingen ons bestaansrecht voortdurend af, maar de vrijheid die we hebben is uniek.’

Op 1 oktober verscheen ‘Het Onbeloofde Land. Een Geschiedenis van Centraal Azië’ van Bruno De Cordier bij Acco. 

(wdh) 

2 november 2012
Anderen bekeken ook